De enge tuin die helemaal niet eng was
 
Vandaag moet Fientje naar oma toe uit school. Helemaal alleen, want mama zei dat ze dat wel kon. Mama kan niet mee, mama moet werken. Dus Fientje gaat alleen. Een paar jaar geleden had ze oma voor het laatst gezien. Eigenlijk woonde ze best dichtbij, maar 2 straten verderop. Fientjes moeder kwam nooit meer bij oma. Ze kregen ruzie een paar jaar geleden en sinds die tijd zag Fientje oma niet meer.
 
Fientje loopt langzaam over de stoep. Ze kijkt om zich heen, op zoek naar ongewone dingen. Halverwege de straat loopt ze op haar tenen. Een eindje verderop staat een vreemd huis. In de tuin staan grote planten, planten die hoog boven Fientje uitgroeien. De tuin is rommelig, doordat planten door elkaar groeien. Ook staan er de gekste dingen in de tuin.
Fientje vindt het huis en de tuin eng. Je kunt nooit weten of er iemand uit de tuin komt die haar meesleurt. Ze heeft gehoord dat het een geheimzinnig huis is. Niemand weet wat er gebeurt of wie er woont. Als Fientje hieraan denkt, lopen de rillingen over haar rug. Ze probeert aan andere dingen te denken. Wat zou ze met oma straks gaan doen?
Toch bonst haar hart als ze bijna bij de tuin is. Ze kijkt achterom. Wat een lang stuk heeft ze gelopen! Nog even... dan is ze voorbij de nare tuin.
Ze haalt diep adem. Eerst haar rechtervoet, dan haar linkervoet neer zetten. Zie je wel? Er is helemaal niks aan de hand. Ze verbeeldt het zich alleen maar...
Rechtervoet - linkervoet - rechtervoet - linkervoet - rechtervoet...
Ondertussen kijkt ze de tuin in. Dat durft ze nu wel, ze is bijna voorbij de tuin.
 
 
Met een geweldige vaart schiet er iets onder de struiken vandaan. Het flitst langs haar voeten, zonder dat Fientje het goed ziet. Het lijkt eng. Als het maar niet... Voordat Fientje goed nadenkt, schreeuwt ze het uit en rent terug naar het begin van de straat. Daar blijft ze hijgend staan. Ze kijkt nog even naar de tuin waar een witte poes in loopt.
Nee, ze gaat niet opnieuw langs de enge tuin. Dat durft ze niet. Ze rilt nog van de angst. Toch moet ze gaan, oma wacht op haar.
 ‘Ik moet het doen’, denkt Fientje, ‘ik kan het best’. Terwijl ze dat zei, begon ze van top tot teen te beven.
‘Het is maar een tuin, wat kan daar eng aan zijn?’, denkt ze. Een naar gevoel kruipt van haar buik naar haar keel. Ze slikt het weg. Ze vertelt zichelf hoe dapper ze is. Ze denkt terug aan de enge dingen in haar leven. Deze tuin is er niks bij.
 
 Langzaam loopt ze weer over de stoep. Oma's huis glimlachte haar bemoedigend toe. Nog even... verlangend kijkt ze ernaar en begint aan de tocht. Snel gaat het niet. Fientje treuzelt, ze wil er zeker van zijn dat er geen enge dingen onderweg zijn.
Na een half uur staat ze voor de tuin. Ze zucht. Langzaam zet ze haar rechtervoet neer, dan haar linker...
 
‘Kom maar Fien, je kunt het... Wil je spelen met mijn speelgoed?'
Fien kijkt op. Oma schreeuwt. Ze wacht op haar.
‘Ik durf niet’, schreeuwt Fientje terug. Stokstijf staat ze voor de tuin. Ze kan wel huilen.
Met een paar stappen is oma bij haar. Ze pakt Fientjes hand en samen lopen ze langs de tuin. Wat voelt oma's hand warm en veilig! Nu durft Fientje in de tuin te kijken. De tuin lijkt klein en suf. Zeker niet eng. Fientje steekt haar tong uit. Lekker puh! Vanuit de tuin klinkt een zielig gemiauw. De witte poes kijkt haar smekend aan.
'Ik heb geen tijd, ik moet met oma mee', zegt ze tegen de poes. En zo is het maar net.
 

Maak jouw eigen website met JouwWeb